Swartvast adviseert bij innovatieve inwinnings- en verwerkingsprocessen van geo-informatie, analyse van data en informatie en de vertaling daarvan naar welgeformuleerde publicaties |
|
|
Mijn auto's: wat vooraf gingMijn autoloze opvoeding9 maart 2012 ![]() Mijn favoriete locomotief: de zesassige zware 1300, hier in 1975 nog met de oude kleuren en de zilvergrijze biezen met het gietstuk met het nummer in het midden (foto Fijenoordse meesters) ![]() Met zo'n trein gingen we op weg naar onze vakantie in het Sauerland of het Zwarte Woud (wijlen mijn ouders hebben hiervan vast nog wel een foto maar om me een beetje aan de huidige internetgeneratie te conformeren heb ik gemakshalve een plaatje op het internet gezocht) ![]() Deze Saab 9000 CDE uit 1997 zou typisch een auto voor mijn vader zijn, of althans het gangbare type Saab toen ik me afvroeg wat voor auto er voor de deur zou staan in het volstrekt hypothetische en onvoorstelbare geval dat mijn vader een auto zou hebben ![]() Dit werd hem dan: een Toyota Corolla 1,3 SXL Hatchback, degelijk! In het algemeen hebben liefhebbers van wat oudere auto's – laten we het in het algemeen maar klassiekers noemen – een aanleiding in hun directe omgeving en vaak in hun jeugd om in hun latere jaren buitengewoon enthousiast eigenaar te worden van zo'n auto. De Rover van hun buurman waar ze altijd naar keken, de Jaguar van hun oom waar ze tijdens bezoekjes in mee konden rijden, de Rover van de huisarts: het heeft op jeugdige leeftijd vaak een verpletterende indruk gemaakt. Ik begrijp dat wel, want zoals ik elders heb geschreven, heb ik me gerealiseerd dat ook op mij vroege ervaringen een verpletterende indruk op mij gemaakt hebben die de rest van mijn leven allesbepalend bleken. Dat ging echter over mystieke kerken en orgels! Met auto's had ik dat allerminst, al zou je dat nu niet meer zeggen. Mijn ouders hebben zich altijd verplaatst per openbaar vervoer, gewoon als uitkomst van een zakelijke afweging. Ik heb later wel een auto-'Prisma' aangetroffen in de boekenkast van mijn vader, uit 1961, het jaar dat mijn ouders in Alphen aan den Rijn in hun eerste eigen huis gingen wonen, terwijl mijn vader tot eind jaren tachtig in Den Haag werkte. Ik weet niet beter dan vakanties naar het Sauerland en het Zwarte Woud gingen met de trein, ook geweldig trouwens, een reis langs de Rijn in een 13 rijtuigen tellende trein. Ik verzamelde locomotieven (hun registratienummers, op typisch Nederlandse wijze met strakke schreefloze koeieletters op de flanken geschilderd) en mijn favoriete lok is de 1300, in zijn groot(s)heid, lengte, gewicht en vermogen gewoon indrukwekkend. Ik had wel eens nagedacht over welke auto bij mijn vader zou passen als hij zo'n vehikel voor de deur zou hebben staan. Dat was toen een totaal imaginair gedachtenexperiment: het was werkelijk heel spectaculair want volstrekt ondenkbaar te denken aan 'de auto van mijn vader'. Gezien het karakter van mijn vader: gedegen, betrouwbaar, kwaliteit, geen uiterlijk vertoon, dacht ik aan een Saab, ja zonder twijfel: een Saab. Mijn vader houdt van degelijk en dat deel ik met hem, zie de pagina over de naam van mijn bedrijf. En dan nog stijlvol maar toch niet protserig. In 1989 veranderde de mening van mijn vader, mede omdat zijn werkgever naar Zoetermeer verhuisde en zijn oudere lijf er een hekel aan begon te krijgen op winderige perrons te moeten wachten op de bus die niet kwam. Ineens was hij volledig voor de automobiel. Op zijn 61e haalde hij zijn rijbewijs, hij slaagde in één keer. De kinderen en moeder volgden hetzelfde jaar (of eigenlijk was ik de eerste). We gingen ons oriënteren op een auto, maar het werd geen Saab. Een grote stijlvolle wagen vond hij volstrekt niet nodig, als hij maar degelijk was. Dus het werd een Toyota Corolla SXL hatchback met 27.000 km. Prima ding hoor, maar was dat nu wel wat voor hem? Ik had het er nog wel eens met hem over, maar naarmate de leeftijd vorderde werd hij er steeds meer star in. Dus geen Saab, geen Volvo of Mercedes en al helemaal geen Rover of Jaguar. Waarom ben ik een liefhebber van klassieke auto's? Nee, geen oom of buurman![]() Als bezitter van de OV-kaart reisden wij vanaf station Alphen aan den Rijn altijd met het stoptreinmaterieel '1964'. Weinig comfortabel maar met een sympathieke uitstraling ![]() Jaguar laat in zijn vormgeving nu toch het verleden los en ontwerpt unieke auto's. Je (ik) moet er dus aan wennen maar het blijft toch een Jaguar. En hij is ook mooi. Dit is de in 2009 geïntroduceerde Jaguar XJ. De autoliefhebberij heb ik dus niet bepaald van mijn ouders meegekregen. En ook was ik niet onder de indruk van de wagens van de buren, dokter of ooms. Wel waren zowel mijn vader als mijn moeder een uitzondering temidden van hun broers in hun onverschilligheid jegens de auto. De vader van mijn moeder was een enthousiast auto- en motorrijder, oom Herman was vrachtwagenchauffeur en neef André heeft mij 5 procent van zijn oude autotijdschriften geschonken na deze op Engelse kwesties te hebben doorgekeken en daar ben ik blij mee. Aan vaderskant waren bijna alle van de negen broers eigenlijk hypertechnisch. Oom Jan had in zijn oude kassen ongeveer 2,37 Citroëns DS staan en sleutelde en laste vroeger dat het een aard had. Kortom, behalve dat het in de familie zit, weet ik eigenlijk niet waar mijn autoliefhebberij vandaan komt. Ik denk dat het tamelijk autonoom totstandgekomen is: bepaalde wagens vond ik mooi qua vormgeving en techniek, ik merkte dat ik grote en sjieke auto's interessant vond en ze moesten stijl hebben en uitzonderlijk zijn. En comfort vond ik interessant en alles dat met 'sportiviteit' te maken had verafschuwde ik. (Wat heeft met je luie kont in een autostoel zitten trouwens te maken met sportiviteit?) Eigenlijk ben ik helemaal geen autoliefhebber. Want ik volg het autonieuws niet en ik erger me regelmatig aan autotijdschriften. In nieuwe auto's ben ik hoe dan ook niet geïnteresseerd, ja, in de Jaguars natuurlijk en een auto als de Citroën C6 en in de Tesla Model S, de eerste grote compromisloos volledig elektrische auto die nog steeds in productie moet worden genomen (ik schrijf dit mei 2012) maar ik twijfel er geen moment aan dat hij auto van het jaar wordt, in 2013 misschien wel. Audi's vind ik mooi vormgegeven, maar ik kan ze niet meer uit elkaar houden en ik hou in het algemeen niet van die jochies die erin rijden en ik verbaas me erover dat men dergelijke fraaie auto's van kerstboomverlichting voorziet. In ieder geval gaat mijn voorkeur bepaald niet gelijk op met de gemiddelde voorkeur van de autojournalist. Dus daar kan ik het ook niet van hebben. Alvorens stil te staan bij de wagens die ik als eerste mooi vond, daarom eerst iets over de discrepantie tussen autoliefhebberij en de nauwelijks verholen eenzijdige berichtgeving van de gemiddelde autojournalist. De gekleurdheid van het autojournalisme![]() Autonieuws? Autojournalisten? Laat ze vooral aandacht besteden aan grensverleggende compromisloze wagens als de Tesla Model S, volledig en uitsluitend elektrisch aangedreven en nog prachtig ook! Dit moet in 2013 toch echt de auto van het jaar worden, vind ik. ![]() De Peugeot 605 SRi: wat een ongelooflijk ondergewaardeerde wagen! Mooi, zeer ruim en hypercomfortabel! ![]() Het kan dus nog wel: unieke eigenzinnige auto's bouwen. Met de nadruk op c-o-m-f-o-r-t!! De Citroën C6. ![]() Audi onderscheidt zich wat mij betreft door zijn fraaie, strakke, niet-gewilde vormgeving. Maar waarom verpest nota bene de fabrikant zelf zulke mooie ontwerpen met kerstboomverlichting in barokke vormen?! Het is me een raadsel. Autojournalisten … ik word er vaak zo moe van als de bladenschrijvers en programmamakers weer eens een half uur aandacht besteden aan BMW, Audi en vooruit, Mercedes. En Porsche natuurlijk. Zelfs een uitvoering van een van die auto's met een scharnier in een afwijkende kleur vormt al aanleiding tot een artikel. En het moeten vooral rijdersauto's zijn, dat zijn dingen waarbij je voelt op welk type plaveisel je rijdt, of zoals men dan met serieuze trots zegt: waarbij je voelt of je over een euro of een dubbeltje rijdt. Natuurlijk, het autojournaille staat mijlenver af van het overgrote deel van de autorijders: die wil gewoon lekker en niet te duur van A naar B rijden, meer niet. Maar de autopers vergeet dat er ook nog mensen zijn die zich wel degelijk autoliefhebber noemt, maar die hun eeuwige voorkeur door die saaie Duitse auto's allesbehalve deelt. En daar hebben wij, want ik ben zo'n autoliefhebber, een goede reden voor: wij vinden stijl en comfort belangrijk. Wij hebben niks met die saaie, zwarte, harde, oncomfortabele zogenaamde 'rijdersauto's'. De ellende is dat zelfs merken als Citroën de laatste jaren hun oren laten hangen naar deze bladenschrijvers: vroeger waren de fransozen echt comfortabel (Peugeot adverteerde in de jaren tachtig of negentig met "jazeker, comfort is een Frans woord", herinner ik mij; de Peugeot 605 is een onvoorstelbaar ondergewaardeerde auto, merkte ik toen ik hem voor een vriend van mij testte), maar de laatste tien jaar zijn ook Citroëns gewoon even keihard als Duitse wagens. Met dito stoelen. En alles zwart, zwart en nog eens zwart. Misschien dat autojournalisten ze dan waarderen, maar de liefhebber die comfortabel en stijlvol van A naar B wil rijden … Ik vind een BMW 7-serie interessant, groot en sjiek, maar een drietje? Ik herinner me nog dat die dingen vierdeurs werden en daar heb ik toen eens op de achterbank gezeten. Jemig, dat je trots op zo'n bakje kunt zijn! Goed, de tijden zijn veranderd. Een BMW biedt heus wel ruimte. De hedendaagse Ford Mondeo is een stuk forser dan een Ford Scorpio, lange tijd een van mijn favorieten, terwijl hij destijds een klasse hoger lag. Maar ik vind BMW doorgaans niet mooi en niet interessant en ik heb een verschrikkelijke hekel aan het superioriteitsgevoel van bezitters en autojournalisten om alles altijd maar aan zo'n auto af te meten. Ik deed laatst mee aan een prijsvraag van een tijdschrift, meestal tijdverspilling want ik heb verstand van kansrekening. Het ging over horloges en in dat blad verlootte men proefritten naar een fabriek van horloges in Zwitserland, te maken met het nieuwste model BMW 5, die je dan ook zou moeten testen. Ik won niet, maar een dame informeerde telefonisch of ik in zo'n wagen geïnteresseerd was. Nou, niet als ze nieuw zijn, zei ik. "Ik wacht meestal vijftien jaar en dan koop ik er een paar tegelijk." Aan de reactie van de dame aan de andere zijde van de lijn, of beter gezegd het volstrekt ontbreken daarvan, kon ik goed horen dat ze zoiets merkwaardigs nog nooit gehoord had. Welke auto's hadden mijn vroege belangstelling?Aldus volstrekt niet belast met een voorkeur bepaald door familie of omgeving, beschrijf ik hierna de wagens die ik mooi vond. Waarom? Hoe is dat zo gekomen? Waar heb ik ze gezien? Dat weet ik eigenlijk niet. Ja, ik ben met mijn broer wel eens naar wat autobedrijven gegaan in Alphen aan den Rijn. Dat was in de tijd dat wij ook de wagen voor onze ouders uitzochten (althans wat vooronderzoek deden). Ik heb net uitgebreide elektronische aantekeningen gevonden van 14 maart 1990 onder in mijn map 'Auto's': ik heb nadat we een Corolla gekocht hadden toch nog uitgebreid een aantal auto's bestudeerd. Bij Thomas Autobedrijf in Alphen aan den Rijn stond eind jaren tachtig een blauwe Rover 3500 Vitesse voor de deur, te koop voor het nu onvoorstelbare bedrag van ƒ 33.000. Ik weet niet of dat het begin was, maar ik vond het een prachtige wagen. In 1990, toen ons gezin op de automobiliteit was overgestapt, ging ik naar een garagebedrijf omdat er volgens de plaatselijke krant een Rover 3500 Vanden Plas te koop stond. Daar had ik dus primair belangstelling voor! De Vanden Plas bleek verkocht, maar ik heb in verschillende andere wagens gezeten waar ik nu wel eens meer van wilde weten. Ook al verkeerde ik volstrekt niet in de omstandigheid een auto te kunnen kopen. Ik studeerde immers al jaren sterrenkunde. Qua auto-exterieur had ik zo mijn voorkeuren, maar nu kon ik kijken of het interieur gelijke tred hield met het exterieur. De Rover 2600 en 3500 ('SD1')![]() Van jongs af aan prachtig gevonden: de Rover 3500 zoals hij gebouwd is van 1976 tot en met 1986, ook wel bekend als SD1. Dit is mijn eigen Oporto 3500 Vanden Plas. ![]() Het was deze auto waar ik in mijn woonplaats Alphen aan den Rijn enthousiast over werd: een moonraker blue Rover 3500 Vitesse, hier afgebeeld zoals Rover er zelf reclame voor maakte. Ik heb bij dat autobedrijf in Alphen aan den Rijn op 14 maart 1990 voor het eerst in de Rover SD1 gezeten. SD1 is de interne Rover-aanduiding waarmee dit type wel wordt aangeduid maar dat leerde ik pas veel later. Ook heb ik de verkoper ondervraagd en ook toen al wist kennelijk zelfs ik dat de Rover de naam had onbetrouwbaar te zijn, want dat was een van mijn vragen. De uitgebreide aantekeningen die ik heb gemaakt zijn nu zeer vermakelijk! Met name omdat ik de wagen inmiddels ken als mijn broekzak en er bijna 300.000 km mee gereden heb! Interieur: je zit zeer laag. Opvallend is dat de dorpel erg hoog is. Daarnaast is de middenconsole zeer breed en loopt die schuin naar boven. Door dit alles lijkt het alsof je in een kuil zit, in plaats van achter een rechtopstaand dashboard. Het zeer rechthoekige dashboard is opvallend. Voor de bijrijder zit een ventilatieopening waar in Engeland duidelijk het stuur naar binnen gaat. Je zit niet krap en ook boven je hoofd is er ruimte genoeg, maar je zit een soort helemaal ingebouwd door de hoge drempel, de brede en richting voorruit lopende middenconsole en het dashboard. De voorruit is ver weg en niet erg groot. Al met al heb je in deze auto het idee in een raket of raceauto te zitten. Dat zit lekker. Bij je voeten verbreedt de middenconsole het nog verder, versnellingsbak? Aldaar kunnen je voeten net naast elkaar staan! Het stuur is vrij klein en heeft een raar rechthoekig blok in het midden. De stoel kon niet verder naar achteren maar dat had ik ook niet nodig. Het interieur is niet mooi maar wel apart. Achterin is het zeer krap! Je zit met de bestuurdersstoel in de achterste (mijn) stand met je knieën er tegenaan. Verder raak je met je hoofd net het dak. Nee, dan is zelfs onze Corolla ruimer, maar die heeft dan ook relatief veel hoofdruimte doordat hij ver naar achteren doorloopt. Verder vind ik de lijn van buiten mooi, maar toch wat ouderwets wat betreft details: te veel randen en chroom, niet strak genoeg. En toch is deze auto zo apart, dat ik hem mooi blijf vinden! Prima gelegenheid tot vergelijken: ik heb achter het stuur gezeten van een Ford Scorpio, Opel Omega, oude Opel Senator, nieuwe Mercedes 300E. Conclusie: voor de ruimte is het kopen van de Rover een blunder, maar die zit veel lekkerder dan alle anderen, doordat je laag zit en dat raketidee hebt. Ik vind de andere auto's (vooral de Scorpio en de Omega) modern, goedkoop en karakterloos, waar de Rover apart, niet mooi maar wel stijlvol van interieur is. Ik weet wel achter welk stuur ik het liefst zit. Ook omdat het je aan ruimte enorm ontbreekt, is de Rover een liefhebbersauto. Als ik geen ruimte nodig heb koop ik een Rover, dat weet ik nu wel. Aldus Rens in 1990! Ik vind het nu een nog veel geweldiger wagen en ik snap niet dat ik zo over ruimte zeurde. De Ford Granada, Ford Scorpio, Mercedes S en Ford Thunderbird![]() De Ford Granada, hier een afbeelding uit een brochure van de 2,8i Ghia, de meest luxueuze uitvoering, vond ik altijd prachtig: strak en hoekig, glad en zonder tierelantijnen. En dat vind ik nog steeds … ![]() De opvolger van de Granada: de Ford Scorpio, totaal anders! Gestroomlijnd met een duidelijk op de klassewagen Rover SD1 geïnspireerde achterklep. Vond ik ook mooi! ![]() Nooit mijn favoriet maar toch altijd met enige bewondering bekeken: de Mercedes S-klasse, een tamelijk strakke, vooral erg gestrekte wagen. Nauwelijks te geloven dat hij in 1979 werd geïntroduceerd! ![]() Zodra de met alle grove slagschipachtige glimbakken brekende Ford Thunderbird in 1989 verscheen, vond ik hem mooi. Lang en glooiend, met alle luxe op zijn Amerikaans. Later in 1990 heb ik nog wat wagens 'gekeurd'. Bij alle wagens ging het erom dat ik al wel waardering had voor het exterieur, gewoon door ze op straat te zien en met mijn neus tegen de etalageruit van autobedrijven te staan, maar dat ik het interieur nooit had kunnen leren kennen. Ik had immers geen buren of familie met dit soort bijzondere auto's en verplaatste me uitsluitend per fiets en trein. Opmerkelijk voor mijn voorkeur is dat ik van grote, strak vormgegeven auto's hield. Auto's met een ietwat hoekige vormgeving maakte men eigenlijk alleen maar in de jaren 1980. De mooiste exemplaren daarvan waren in grote lijnen hoekig maar in de details strak en vloeiend afgerond. Opmerkelijk is met name dat deze smaak van mij tot op de dag van vandaag (25 jaar later) niet is veranderd!! De Rover SD1 hoort daar eigenlijk niet bij, omdat hij zoals ik toen al opmerkte toch wat ouderwets was met randjes en chroom. De Jaguar XJ40, die toen nog totaal niet in beeld was omdat je die zelden zag en hij financieel ruimschoots achter de horizon schuilging, behoort daar achteraf gezien echter beslist bij! De eerste auto die aan de zojuist omschreven smaak voldeed, was de Ford Granada, gemaakt van 1977 tot 1985. Hoekig en strak, vlakke iets bolle panelen die het licht mooi kunnen weerkaatsen en chroomranden die dat mooi accentueren. De 2,8i Ghia met zijn lichtmetalen velgen en ronkende V6 was natuurlijk het aantrekkelijkst. Ja, dit was enige tijd mijn favoriet, volgens mij al rond 1980. Ik vermoed zelfs dat in die tijd de Rover SD1 nog niet in beeld was. De opvolger van de Ford Granada verscheen in 1985. Een enorm verschil! De Ford Scorpio was echter ook erg fraai, met name de vloeiende vormgeving van de achterkant met de grote achterklep. Het is duidelijk dat deze luxe wagen was geïnspireerd op de Rover SD1. Tot dan toe was een 'fastback', zoals dit later bij Rover heette, niet bepaald gewenst voor een klassewagen. Later verscheen van de Scorpio dan ook een uitvoering met kofferbak, destijds absolute voorwaarde wilde je er als zakenman mee voor de dag kunnen komen (dat is inmiddels totaal veranderd, hoe kan dat?). Ik vond het niks en zonde van het mooie ontwerp. De Scorpio was relatief betaalbaar voor zijn enorme binnenruimte en had als eerste productiewagen standaard ABS. Ja, ik vond deze Ford ook fraai. Tot ik het interieur aan een nader onderzoek onderwierp. Uit mijn verslag van 14 maart 1990: De Scorpio is achterin absurd ruim, iets ruimer dan de Omega (de anderen heb ik er niet mee vergeleken). Maar voorin valt op dat je hoog zit en vrij dicht bij het stuur. Het ontbreken van dat ingebed zitten van de Rover is hier het sterkst. Het dashboard en de middenconsole omsluiten je niet, je zit er vóór, alsof het een rechtop staande plank is. Dan zit de Rover dus leuker, maar hij is hierin absoluut de enige. (…) Het dashboard en het interieur van de Scorpio maken een onplezierige indruk: wel mooi rond vormgegeven, met vloeiende lijnen overal, maar van iets glimmend zwart plastic, hetgeen er nogal goedkoop uitziet. Van binnen niet mooi om in te zitten. In Opels ben ik nooit geïnteresseerd geweest, hoewel de Omega wel paste bij mijn hiervoor beschreven voorkeur voor een strakke vormgeving. Overigens vind ik de hedendaagse Opel Insignia een lelijke kloon van de Rover 75, die toch echt twaalf jaar eerder verscheen en nog een stuk mooier is ook, en kan ik het niet uitstaan dat de naam van het zeer bijzondere Jaguar-optiepakket 'Insignia', waarmee een van mijn Daimlers is uitgerust, door Opel gejat is om op een doodgewoon autotype te plakken! Niettemin vond ik mijn commentaar van 1990 op de Opel Omega zo interessant en karakteristiek voor Duitse auto's, dat ik het hier citeer. De Opel geeft een iets andere indruk dan de Scorpio: je voelt dat alles 'glad, hard, kaal en kil' is. Deur, bekleding, stoel, vloer, uiterlijk van het paneel. Geen hout aan. Zeer eenvoudige instrumenten, niet eens nog een beetje rond vormgegeven als in de Scorpio. Niet zozeer goedkoop als wel eenvoudig. Nee: onaantrekkelijk, onpersoonlijk. Een erg mooie auto vanwege zijn gestrekte lijn en strakke afwerking heb ik altijd de in 1979 geïntroduceerde Mercedes S-klasse gevonden. Het interieur viel me nog niet eens mee, maar bijgebleven zijn me de ruimte achterin en de stoelen die heel merkwaardig aanvoelen, waarschijnlijk doordat ze met binnenvering zijn uitgerust in plaats van met schuim. Overigens zie je deze auto sinds 2012 vaker op de Nederlandse wegen, waarschijnlijk omdat ze in Duitsland niet meer in steden mogen rijden en de beste exemplaren van deze Liebhaberfahrzeuge nu naar Nederland worden uitgevoerd. De in 1989 geïntroduceerde Amerikaanse Ford Thunderbird verscheen op de markt in de tijd dat ik deze oordelen vormde. Ik vond hem prachtig: weliswaar niet hoekig maar wel strak, lang en gestroomlijnd. Bovendien was het een auto voorzien van typisch Amerikaanse ultieme luxe waartegen de toenmalige Omega's en Scorpio's wel heel erg bleekjes afstaken. En nog betaalbaar ook. Nou ja, toen net nieuw dus voor mij nog lang niet … Ik zei al dat mijn smaak in de loop der jaren niet erg veranderd is. Deze auto's vind ik dus nog steeds mooi, al wordt er heden ten dage ook wel eens wat moois gemaakt. Het merkwaardige is, en dat overkomt mij vaker, dat hetgeen ik het meest waardeer door anderen inmiddels juist het minst gewaardeerd wordt. Zo is de Corvette uit de tachtiger jaren de minst gewaardeerde van allemaal. Hetzelfde geldt voor de Jaguar uit de jaren tachtig, de XJ40, maar daar heb ik het nog niet over gehad (daar komt een aparte pagina over). Voor mij een voordeel is dat de door mij meest gewaardeerde auto's dus ook voor een prikkie te koop zijn. Maar een rechtgeaard autoliefhebber weet ook dat de aanschafkosten (bij dit soort 'ouwe bakken', zoals ze door respectloze lieden ook wel worden aangeduid) in het niet vallen bij de kosten die je er daarna aan zult hebben. Sportwagen, Rens? Chevrolet Corvette![]() Als het dan toch een sportwagen moet zijn, dan deze: de Chevrolet Corvette C4, als enige Corvette strak en mooi. Wat mij betreft dan. Sportwagens, is dat niks voor je, Rens?! Nee, als het woord 'sport' vroeger viel, wist ik hoe dan ook niet hoe snel ik moest maken dat ik weg kwam. Dat is nog steeds zo. Maar ik zei al: snelle auto's hebben volgens mij weinig met sport te maken, dus goed dan. Precies in lijn met de zojuist beschreven voorkeur voor een strakke gladde vormgeving, is de Chevrolet Corvette uit de tachtiger jaren ('C4', 1984–1996) mijn favoriet. De karakteristieke lichtmetalen velgen passen helemaal. Bijgaande foto toont de Corvette van de baas van de Zwitserse camping waar wij in 2008 kampeerden. Eindelijk het eerste autootje … een Rover 3500 Vanden Plas, is dat haalbaar?!Het heeft lang geduurd vooraleer ik mijn (onze) eerste auto kocht. Dat had niet zozeer met mijn autoloze opvoeding te maken, want ik heb boven afdoende geïllustreerd dat je je dan toch kunt ontwikkelen tot een licht type autoliefhebber. Ik heb te kampen met een nogal brede interesse en dat resulteerde erin dat de eerste betaalde baan lang op zich liet wachten. Naast mijn sterrenkundestudie in Leiden besteedde ik onnoemelijk veel tijd aan bijvoorbeeld orgelspel, een orgelrestauratie, computers en negentiende-eeuwse architectuur. Vervolgens begon ik begon de studie geodesie aan de TU in Delft. Ondanks dat ik weer onnoemelijk veel tijd aan iets anders besteedde, met name als penningmeester, tweede secretaris en hoofdredacteur van het Cuypersgenootschap, studeerde ik cum laude af. Maar toen was ik al aardig in de dertig. Al die tijd hoefden wij financieel niet te denken aan een auto. Van huis uit was ik gewend aan een OV-kaart: als je zoveel reisde als mijn vader, was een gezinskaart goed te betalen. Eerste klas nog wel. Later werd de regeling voor gezinsleden door de Nederlandse Spoorwegen versoberd. Toen ik met mijn vrouw in Utrecht woonde, hebben we heel wat zitten plussen en minnen om op een betaalbare manier naar Delft te komen, waar ik mijn tweede studie deed. Toen we eenmaal in Alphen aan den Rijn woonden en de NS het nog lastiger maakte dat een echtpaar zich op een aantrekkelijke manier per trein kon verplaatsen, ging ik omzien naar een auto. Ik had op een paar punten al mijn zin gekregen (een Apple Macintosh bijvoorbeeld als opvolger van mijn 11 jaar oude Atari ST), zodat mijn vrouw nu zei dat we voor wat betreft de auto maar eens niet mijn zin moesten doen. Ze opteerde voor een wat kleiner bakkie, vooral goedkoper en met minder risico. Maar ja, als je eenmaal zoals ik een goed idee denkt te hebben en daar gedegen onderzoek naar gaat doen, dan wil het uiteindelijk toch wel weer eens die kant op gaan. Ik dacht aan mijn favoriete wagen, de Rover SD1. Bij Autobedrijf Thomas stond een moonraker blue Rover 3500 Vitesse, waar ik al heel wat over aan de weet was gekomen (overigens een andere dan die ik hiervóór noemde). Er waren wel wat probleempjes mee. Is het haalbaar, als je niet bepaald rijk bent, om in plaats van een klein autootje zo'n fraaie grote oudere auto kunnen gaan rijden? Volgens mij uiteindelijk wel:
Doen we … maar wordt het een Rover 3500 Vanden Plas, of toch een Rover 827?![]() De Rover 827 Vitesse past eigenlijk beter bij mijn voorkeur voor strak vormgegeven wagens dan de toch ietwat ouderwetserige Rover 3500 oftewel SD1. Maar dan wel serie 1. Alle hierboven genoemde omstandigheden werden door mij uitgediept. Ook financieel. Aan auto's had ik nog nooit gesleuteld, maar echt onhandig was ik niet. Voor wat betreft de zoektocht en de technische wetenswaardigheden heb ik de eerste jaren heel veel geleerd van René Winters van de slapende Stichting Dutch Rover SD1. Het zou een Rover 3500 Vanden Plas of Vitesse kunnen worden. Of toch een Rover 827 Vitesse? Ik heb hierboven laten zien welke vormgeving mijn voorkeur had. De Rover SD1 is eigenlijk te ouderwets, met zijn weinig gladde en rechte vormen. De opvolger daarvan, de in 1986 geïntroduceerde Rover 800, heeft een aantal unieke stijlelementen met de SD1 gemeen, terwijl hij tegelijk toch mooi strak is vormgegeven. Dit geldt zeker voor het interieur. Overigens is dat een reden dat ik 'serie 1' van de Rover 800 altijd verre heb geprefereerd. 'Serie 2' daarvan wordt in het algemeen veel breder gewaardeerd omdat deze een modernere neus en rondere vormen heeft, maar dat is precies waarom ik serie 1 prefereer. Overigens is deze wel een stuk slechter dan serie 2, ook al zei Rover dat de 800 onnoemelijk veel beter zou zijn dan zijn voorganger, de Rover 3500 'SD1'. Eerlijk gezegd is de Rover SD1 van het laatste bouwjaar (1985) een tamelijk goede auto, beter zelfs dan de eerste 800's. Uiteindelijk besloot ik … de Rover 3500 Vanden Plas is zo'n ontzettend mooi en uniek ontwerp, dat deze het toch moest worden. Op de volgende pagina vertel ik verder over de zoektocht naar een goed exemplaar en wat uiteindelijk mijn eerste wagen werd: de moonraker Rover 3500 Vanden Plas uit 1985! ![]() Mijn moonraker blue Rover 3500 Vanden Plas automatic toen ik hem nog niet lang had, gefotografeerd in het Rietveld in Alphen aan den Rijn in 1998. Hij was met zijn 13 jaar en 146.200 km eigenlijk ook nog erg jong … toen … Ik heb hem inmiddels langer dan de wagen toen oud was … Foto © Rens Swart Het grootste deel van deze pagina is in augustus 2012 geschreven en eind die maand gepubliceerd. |
Met vriendelijke groeten, |